Hoe alles begon

“Daar zit je dan! In een wereld die je alleen maar kent van tv. Maar ineens is het werkelijkheid. Het is mijn man die daar ligt op de spoedeisende hulp. Iedereen loopt om ons heen. Eigenlijk heb ik het idee dat ik alleen maar in de weg sta en dat wil ik niet. Want ze moeten hem helpen. Ze moeten alles doen wat mogelijk is om hem te helpen. Maar ik wil ook niet weg, want ik wil heel dicht bij mijn man blijven. Radeloos, onwerkelijk, alles valt over mij heen en ik heb geen idee waar ik in terecht ben gekomen.

Dit was mijn werkelijkheid op 18 februari 2012 nu ruim een jaar geleden. Mijn naam is Vanessa Ouahmar en mijn man Driss werd die dag moet spoed opgenomen hier in het Erasmus MC nadat hij buiten bij Feyenoord een zwaar hartinfarct had gehad. Vanaf dat moment hebben wij vierenhalve maand lang samen in het Erasmus MC gewoond; hij op de IC, ik met mijn logees in een gastenkamer. Sommige van de familie hadden zelf ‘n tijdelijk een woonruimte gevonden in de wachtkamer van ICCU afdeling BD. Vanaf dat moment heb ik geleefd vanuit mijn gevoel. Wat kon ik anders? We komen uit Veghel Noord-Brabant, een plaatsje vlak bij Eindhoven. Op en neer rijden was geen optie in deze periode waarin Driss zo kritiek lag. Dus werd ons leven op een zijspoor geplaatst en kwamen we tijdelijk even in een andere leven in Rotterdam terecht. Ik was een van die naaste, waar het hier vandaag op het symposium overgaat. Daarom wil ik graag mijn verhaal met jullie delen.

Al die lieve mensen om ons heen

De eerste paar dagen zijn grotendeels in een roes aan mij voorbij gegaan. Gelukkig, en dat wil ik graag benadrukken gelukkig hadden we erg veel familie en vrienden om ons heen. Ik zie een aantal van jullie al knikken. Oh ja, wij waren met velen… En oh, wat vond ik dat fijn: Al die mensen! We hebben er op een moment wel ongeveer 40 geteld. Absurd! Maar ze gaven mij het idee dat het waard was waar wij, maar met name Driss voor vochten. Namelijk dat hij er bovenop zou komen. Zoveel mensen dat moest toch iets betekenen: mijn man kon niet zomaar gemist worden. En dat gaf mij kracht, enorm veel kracht. Kracht die ik nodig had om de komende tijd ervoor te gaan!
Even voor alle duidelijkheid, mijn man is Marokkaans…en geloof mij, ik weet hoe emotioneel zij kunnen reageren. En ik weet dat zij vanuit hun cultuur altijd massaal bij elkaar komen, zeker bij zoiets schokkends als wat ons is overkomen. Ik begrijp dan ook dat het bij de verpleging die eerste dagen overweldigend moet zijn overgekomen; zo’n grote hoeveelheid mensen. Maar voor mij waren zij een bron van energie en kracht, een soort van drijvende kracht achter ons gevecht.
En het waren echt onze familie en vrienden die voor ons klaarstonden in tijd van nood. Zij namen direct voor de komende tijd mijn taken over door voor mij te denken en te handelen. Zij regelden mijn zaken zonder mij daarmee lastig te vallen. Zo werd onze zevenjarige zoon direct onder hoede van opa en oma genomen, er werd voor hen een appartement in Rozenburg geregeld, zodat ze in de buurt waren, er werd voor gezorgd dat ik niet meer alleen was. Naarmate we langer en langer in het Erasmus verbleven waren zij er om mij te helpen relativeren door uren met mij te praten, om een slaaprooster te maken zodat ik niet alleen hoefde te slapen, om ervoor te zorgen dat de post bij mij terecht kwam zodat er straks geen wanorde in mijn administratie zou zijn als ik weer thuis zou komen, om telefoontjes voor mij te plegen met werkgevers, andere familie en bekenden maar ook met minder begripvolle organisaties zoals een zorgverzekeraar of andere verzekeringsmaatschappijen. Kortom de enige zorg waar ik me mee bezig hoefde te houden was die van mijn man en gedeeltelijk die van mijn kind, de rest werd door iedereen overgenomen. En wat ben ik daar dankbaar voor. Mede hierdoor ik heb al die tijd mijn eigen pad kunnen kiezen in deze moeilijke periode.

Ik heb dan ook vaak gedacht aan de naasten van andere IC patiënten die geen familie en vrienden hadden om op terug te vallen. Ik vond het vreselijk voor hen. Want als ik soms, ondanks al die aandacht, mezelf al alleen kon voelen, hoe was dat dan voor hen? Zij hadden geen vangnet. Voor hen was het alleen naar dat gesprek met de dokter, alleen in de wachtkamer met je gedachten, gewoon alleen. Naarmate Driss langer in het Erasmus lag, waren er voor mij soms ook dagen dat ik alleen was. En na die lange tijd was dat voor mij juist soms een welkome rust, even tijd voor mezelf. Maar zelfs dan was ik weer blij dat er de volgende dag weer iemand ingeroosterd stond, zodat ik weer even mijn onrust en mijn verdriet kon laten gaan. Zij hadden dat allemaal niet. Gelukkig kwamen we elkaar altijd wel tegen ergens in het ziekenhuis, zodat je dan toch je verhaal te kon vertellen. De ene keer boven bij de gastenkamers, de andere keer in een restaurant elders in het ziekenhuis. Maar meestal in de gezamenlijke wachtkamer of buiten op de gang als je niet in de wachtkamer kon in verband met een doktersgesprek dat aan de gang was. Zij deelden dezelfde verdriet en pijn, zij hadden ook iemand op de IC liggen waar ze van hielden. En bij elkaar vond je steun. Ik moet dan ook wel zeggen dat ik het erg prettig heb gevonden, dat contact met deze andere mensen. Je deelden samen je zorgen, je frustraties, je verdriet, maar ook je opluchting, je geluk als er bijvoorbeeld een ingreep goed was gegaan. En het is gewoon waar: Gedeelde smart is halve smart. En in zo’n moeilijke tijd heb je gewoon iemand nodig.”

Lees voor het vervolg van Vanessa’s verhaal De beleving van de naaste, Vanessa.

Vanessa deed dit verhaal in het kader van het Symposium in het Erasmus, getiteld: Family Centered Care op de IC….bijzaak of kerntaak? op 11 april 2013

Back To Top