Jolanda Bosveld vertelt over onmacht (om te doen, te zeggen en te krijgen wat je wilt én wat je niet wilt) op de IC.

Ik ben Jolanda Bosveld, nu 50 jaar! Op 25 september 2018 is er bij mij een steunhart geplaatst. Na 3 dagen werd ik wakker gemaakt en kon ik niets. Niet praten, niet bewegen, alleen maar knipperen met mijn ogen. Van deze periode weet ik alleen dat mij alles irriteerde: bezoek die allemaal op dezelfde plek wreef, familie die vanuit het niets mijn haar goed legde. Dat zie je niet aankomen, daar schrik je van! Ik hoorde de verpleger aan mijn man vragen of ik van muziek hield, zijn antwoord was ja. De radio ging aan. Ik dacht alleen maar ‘uit, uit, uit!’. Dit kon ik niet aangeven, ik heb dan ook minimaal 100 x het liedje gehoord van Zoutelande. Ook hoorde ik op het nieuws dat er terroristen zijn opgepakt in Arnhem. Daar kom ik vandaan! Uiteindelijk was ik goed wakker en werd ik me bewust van de dorst die ik had. De ademhalingsbuis mocht eruit en ik moest wat zeggen. ‘Radio uit nu!’ Dat deden ze dan ook gelijk. Deze prikkels waren te veel op dat moment voor mij.

Ik kon alleen maar aan drinken denken. Dit mocht natuurlijk maar met kleine beetjes tegelijk. Ik had zo’n dorst dat ik wilde dat ik Matilda (uit de Walt Disney fi lm) was, en ik met mijn ogen de kraan kon aanzetten en zelf drinken pakken.

Op een gegeven moment kreeg ik een wattenstaafje dat ik kon dopen in water. Erg aardig maar hielp niet veel: dat had ik zó op. Als het wattenstaafje omviel in de beker was het water op en kon ik wel huilen. Weer maar eens om water vragen en dan werd er gezegd: ‘Nee, u krijgt nu even niets’, waarop ik zei: ‘Dan ga ik je vermoorden…’ De verpleegkundige reageerde met: ‘Nou, kom maar op dan als je kunt!’ Ik lag helemaal vast en we moesten er samen wel om lachen. Ik had zo’n verschrikkelijke dorst… dat vond ik dan ook het ergste aan deze dagen.

De hele nacht heb ik wakker gelegen en kon ik alles overzien. Zo zag ik dat de verpleegkundige van de kamer tegenover mij op internet kleding aan het bekijken was. s ’Morgens kwamen ze allerlei testen met mij doen om te kijken of ik niet in de war was geraakt.

Ik kon alles overzien. Zo zag ik dat de verpleegkundige van de kamer tegenover mij op internet kleding aan het bekijken was.

Ze vroeg me o.a om de datum, waarop ik antwoordde: ‘Ik weet niet hoor, maar dat staat op het bord achter je….’ Ik mocht daarna naar de CCU.

Ik heb geen nare herinneringen aan mijn verblijf op de IC. Wel herinner ik me het gevoel van machteloos zijn en geen controle meer over mezelf hebben.

Back To Top