Grietje Marten-van Stijn, intensive care verpleegkundige (niet praktiserend) in het Radboudumc in Nijmegen, vertelt over de dringende wens van een IC patiënt om met zijn zoon in contact te kunnen komen. Die is op dat moment (1994) werkzaam in het leger in het buitenland.
Op mijn IC-afdeling werd een man op-genomen met benauwdheidklachten. Omdat hij angstig was bleef ik bij hem in de buurt. Hij vertelde me dat hij al lange tijd weduwnaar was en één zoon had, die gelegerd was in Bosnië. Vanwege de benauwdheid was het spreken te ver-moeiend voor hem. Hij gaf me een stukje papier met het telefoonnummer van de legerbasis in Bosnië en stopte dat in mijn hand. “Wil je alsjeblieft mijn zoon bellen ?”. Ik voelde dat het fout zou aflopen met hem, hij was onrustig en bang en ik besloot zijn wens in te willigen. Ik kreeg de compagnie commandant aan de telefoon, die me duidelijk maakte dat het onmogelijk was en absoluut niet was toegestaan om telefonisch contact te leggen met zijn onderdanen. Hij bleef op z’n strepen staan, maar dat deed ik ook om het belang van mijn patiënt te dienen. “Het gaat om een vader die in doodsnood verkeert en mij nadrukkelijk heeft gevraagd contact te leggen met zijn zoon”.
We sloten het gesprek af met de mededeling dat hij zou kijken wat hij kon doen. Na veel geregel kreeg ik de zoon aan de lijn. Ik stond toen aan het bed van zijn vader en gaf direct de telefoon aan hem door. “Jongen je moet naar huis komen. Het gaat niet goed, ik ben bang”, bleef hij maar zeggen. Het was een kort gesprek, veel energie kon mijn patiënt niet op brengen. Daarna ben ik met de patiënt naar de röntgen gegaan. De beelden logen er niet om. Er werd een grote tumor ontdekt in zijn buik, die een massale longembolie had veroorzaakt. De volgende dag overleed hij.
Na een aantal weken kreeg ik een brief van de zoon, waarin hij vroeg met mij te praten. Hij wilde weten hoe zijn vader de laatste uren had doorgebracht. Of hij geleden had. Ik heb de zoon gerust kunnen stellen.
Zijn vader was rustig en zonder benauwdheid aan de beademingsmachine overleden. Ik was bij hem toen hij overleed. De zoon kwam helaas te laat.
In gedachten zie ik nog het vodje papier dat de patiënt uit zijn portemonnee haalde en aan mij gaf.
Hij wilde weten hoe zijn vader de laatste uren had doorgebracht. Of hij geleden had. Ik heb de zoon gerust kunnen stellen.
En de smekende blik in zijn ogen… de wens om zijn zoon even te spreken. Dat telefoontje was zó belangrijk voor die man! De zoon: hij was verdrietig om het gemis van zijn vader, maar ook dankbaar voor het kleine ultieme moment aan de telefoon dat hem geboden was.
Ik ging af op mijn intuïtie. Tot op de dag van vandaag ben ik blij dat ik voet bij stuk hield en de zoon aan de telefoon kreeg. Een moment om nooit te vergeten…