Christina van Zuijlen is 43 jaar als ze in 2018 een ernstig hartinfarct krijgt. Ruim een maand later wordt ze wakker op de IC.

Ik word wakker, het is 8 oktober 2018. Ik zie een vage schim van een soort knappe medisch-centrum-west-dokter. Hij vraagt of ik weet waar ik ben en wat er is gebeurd. Ik probeer te praten maar dat lukt niet. In gedachten beweeg ik mijn hoofd van links naar rechts om nee te zeggen, maar ook dat lukt niet. Luisteren lukt wel. Hij zegt dat ik in het ziekenhuis ben en dat ik een hartinfarct heb gehad. Ik geloof het niet, in mijn hoofd ben ik neergeschoten. Ik vorm met mijn hand onder de dekens een denkbeeldig pistool. Tevergeefs, hij begrijpt me niet, doet zijn verpleegtechnische handelingen. Nog een aantal keren hoor ik dezelfde zin door zijn mond naar buiten komen.

Ik zak weg in een diepe slaap en schiet opeens weer wakker. Bang en angstig bestudeer ik alles in de kamer. Ik vraag me steeds opnieuw af waarom ik niet kan bewegen. Is er een toilet in de buurt want ik moet plassen? Dan zie ik Peter. Mijn grote liefde kijkt mij met waterige, vermoeide ogen aan. Ik begrijp er niks van, kijk vragend rond, op zoek naar antwoorden. Mijn oog valt op het verband dat om mijn polsen zit. De andere zijde zit met een knoop aan het bed.

Bang en angstig bestudeer ik alles in de kamer. Ik vraag me steeds opnieuw af waarom ik niet kan bewegen.

Mijn vingers zijn helemaal opgezwollen. Ik voel me gevangen en niemand begrijpt me. Ik wil los, maak me los, nu! Ik zit te friemelen met mijn handen om de knopen los te trekken. “Dat mag niet”, zegt Peter zacht. ”Je moet even stil blijven liggen, als ik je los maak trek je aan de slangen die in je keel zitten.” Gefrustreerd hoor ik het aan, zijn stem is vol emotie. Ik kan me niet uiten, maar heb wel in de gaten dat er iets goed mis is.

De dagen die volgen zie ik steeds weer andere gezichten, steeds vaker ben ik wakker. Familieleden komen een voor een even langs. Dan zie ik door het grote raam mijn vader. Zittend in zijn rolstoel wacht hij op de gang. Even later duikt mijn moeder ook op en komen ze samen met mijn zus de kamer binnen. Papa wil mij een kusje geven.

Ik kan niet naar voren buigen dus staat hij op uit zijn rolstoel. Hij valt bijna voorover als hij over mij heen buigt. Mijn zus en moeder grijpen in, ze houden hem vast om te voorkomen dat hij valt. Op deze manier raken zijn lippen net mijn voorhoofd. Praten doet hij niet, hij heeft vasculaire dementie. Maar ik weet op dat moment zeker dat hij goed in gaten heeft, dat het weinig gescheeld had of hij had zijn kleine meisje nooit meer gezien.

Boven mijn bed hangt een foto van Peter, daarnaast een foto van mijn hondjes, Tippie en Snuff el. Ze lijken mij vanaf het papier troostend aan te kijken. Inmiddels weet ik dat de hondjes mij al viereneen-halve week niet hebben gezien. Al die tijd lag ik in coma. In de eerste twee weken na mijn infarct werd ik zeven keer geopereerd.

Ineens realiseer ik me dat ik op 15 september 2018 van een topfitte 43-jarige vrouw veranderd ben in zware hartpatiënt. In drie uur tijd.

Met als uiteindelijk resultaat een steunhart om de pompfunctie van mijn hart over te nemen. Een scheur in de stam van mijn kransslagader was de boosdoener.

Ineens realiseer ik me dat ik op 15 september 2018 van een topfitte drieën-veertigjarige vrouw veranderd ben in zware hartpatiënt. In drie uur tijd. Vanaf nu ben ik afhankelijk van stroom om verder te leven. Heel vaag herinner ik me dat ik op een feestje niet lekker werd.

“Heb je gedronken of drugs gebruikt”, vroeg de ambulancebroeder nog. Ik kon nog net nee zeggen, voordat het begon te steken in mijn linkerschouder en de pijn doortrok naar mijn linkerarm. Eenmaal in de ambulance ging het licht uit.

Mondjesmaat hoor ik steeds meer over de vierenhalve week die ik kwijt ben. Maar ik laat geen traan; ik sta in de overlevingsstand. In de tijd dat ik begon te ontwaken hebben de artsen een trachea stoma geplaatst. De beademing is overgezet want de slangen kon ik niet langer in mijn keel verdragen. En ineens mag het verband om mijn polsen los! Mijn handen, armen en benen komen elke dag iets meer in beweging.

Alleen dat slijm, ik word er gek van. Het geluid, als het op mijn ademritme meebeweegt in de canule, valt niet te negeren. Iedere keer weer dankbaar dat een lieve zuster of broeder het slijm eruit zuigt. Ik ben al aardig gewend aan het feit dat ik tijdens het uitzuigen het gevoel krijg dat ik stik. Met een lang dun soort van rietje gaan ze diep door de canule in mijn luchtpijp, om ook zo het onderste slijm te pakken te krijgen. Als het weg is voel ik me zo opgelucht.

Ik wil zo graag mijn gevoel delen, maar ik kan nog steeds niet praten.Ik heb nog zoveel vragen, gelukkig spreken mijn ogen voor de meeste zusters en broeders boekdelen.

Langzaamaan verdwijnen alle restjes van de narcose en verdoving uit mijn lichaam. Emoties borrelen omhoog. Ik wil zo graag mijn gevoel delen maar ik kan nog steeds niet praten. Ik heb nog zoveel vragen, gelukkig spreken mijn ogen voor de meeste zusters en broeders boekdelen. Ze zien de angst en lijken het te begrijpen. Met troostende, opbeurende woorden proberen ze mij moed in te praten. Het infuus in mijn arm moet worden vervangen. Met drie man sterk komen ze naar mijnkamer. Mijn aders willen de naald niet toelaten, en als het infuus eindelijk zit, is er met man en macht geen bloed uit te tappen. Na anderhalf uur proberen, en meerdere verdovingen verder, lukt het toch.

In mijn ooghoek zie ik een meneer zitten naast het wasbakje.

Ik kijk hem alleen maar aan, zie een lief maar bezorgd gezicht, blij dat ik de goede bocht lijk te hebben genomen.

Ik bestudeer hem goed en vraag me af wie dit is. Als de prikkers verdwenen zijn, komt hij naast mijn bed staan. “Ik heb jou geopereerd, ik heb alles gegeven wat in mijn mogelijkheid lag om jou je leven terug te geven. Nu lijkt het allemaal misschien niet haalbaar, maar met de pomp ligt de wereld weer voor je open. Het enige wat je me moet beloven is dat je nu gaat vol-houden.” Ik kijk hem alleen maar aan, zie een lief maar bezorgd gezicht, blij dat ik de goede bocht lijk te hebben genomen.

De fysiotherapeut komt elke dag even bij me langs. Een jonge toff e meid, ze weet mij te motiveren zonder dat ze mij opdringt te doen wat ze zegt. Ik heb een balletje gekregen waar ik in moet knijpen, daar-mee kan ik de kracht in mijn vingers weer gaan opbouwen. Ik heb het balletje nog in mijn hand onder de dekens als Peter binnenkomt.

Ineens komt mijn hand boven de deken.Het balletje schiet op de grond en stuitert verder.Ik zie voor het eerst weer een glimlach op Peters gezicht.

Ik wil hem zo graag laten zien wat ik heb gekregen en wat ik ermee moet doen. De kracht in mijn lichaam is nog zo nihil, maar ik rommel met mijn handen onder de dekens. Peter kijkt vragend. Ineens komt mijn hand boven de deken. Het balletje schiet op de grond en stuitert verder. Ik zie voor het eerst weer een glimlach op Peters gezicht. “Dat is dus wat je aan het doen bent”, zegt hij.

Op zondag word ik weer verzorgd door de medisch-centrum-west-broeder, die ik inmiddels gebombardeerd heb tot knapste man van de IC. Ook mijn schoonzus is blijkbaar van hem gecharmeerd. Als ze op bezoek komt, kijkt ze altijd eerst op het bord welke verpleegkundige dienst heeft. En begint bijna te juichen als de naam van de desbetreffende broeder op het bord staat. Tot licht ongenoegen van onze eigen mannen, die uiteindelijk natuurlijk de allerleukste zijn, hebben wij als vrouwen lol. Hoe schrijnend op een IC liggen ook is, ik kan nog lachen. Mijn schoonzus heeft het Kruidvat leeg gekocht, voor een beautybehandeling. Ik kan kiezen tussen verschillende soorten maskertjes, handcrèmes en voetencrème. Het is even oppassen met smeren want ik heb nog een slang voor sondevoeding in mijn neus. Ondertussen heeft ze mijn zwager opdracht gegeven om mijn nagels te knippen en te vijlen. Eigenlijk best lekker om zo verwend te worden. Voor het eerst voel ik me weer een beetje vrouw.

Hoe schrijnend op een IC liggen ook is, ik kan nog lachen.

Inmiddels heb ik fl ink geoefend met een spreekklepje. In het begin lukte het niet goed, maar nu de canule vervangen is door een kleinere maat komt er geluid uit. Het gaat moeilijk en ik praat met een heel zacht stemmetje, maar wat gaaf dat ik weer praat! Ik besluit mijn energie en stem te sparen voor als Peter komt. En wat is hij blij om mijn stem na vijf weken weer te horen, ook al is het heel zacht. Zijn ogen verklappen zijn emoties, en ik zie een glinstering die mij vertelt dat ook Peter weer hoop begint te krijgen.

De eenvoudigste en meest vanzelf-sprekende dagelijkse dingen moet ik opnieuw leren. Zitten bijvoorbeeld. Op de tweede dag van mijn zittraining word ik met een passieve lift in de stoel gehesen. Als verzorgende in een verpleeghuis weet ik hoe het werkt, en ik ben dan ook niet bang. Eenmaal in die stoel doe ik mijn allereerste negatieve IC zorgervaring op. De zuster van dienst laat mij bijna een vol uur alleen zitten, na nonchalant het tv-scherm voor mijn gezicht te hebben geschoven. “Kijk eens, boer zoekt vrouw op tv, heb je wat afl eiding. Zitten is goed voor je longen.” Na tien minuten hang ik voorover over het blad van de stoel, mijn hoofd kan ik niet rechtop houden. Na viereneenhalve week liggen is al mijn spierkracht verdwenen. Ik ben boos en denk bij mezelf: wat een vreselijk mens. Je snapt toch wel dat ik zoveel prikkels niet kan verdragen na bijna vijf weken coma? Ik kan dan wel niet praten zonder klepje, maar ja en nee schudden gaat me nu goed af. Had even iets meer je best gedaan om te ontdekken wat ik wil. Als later die dag mijn zus en broer komen valt ze tegen hen uit omdat ze een extra deken uit de kast hebben gepakt. Ze kunnen beter gaan, zegt ze, omdat ik rust nodig heb. Ik word overmand door verdriet. Ik ben juist zo blij dat mijn broer en zus er zijn. Bij hun kan ik gewoon gaan slapen, dan voel ik hun handen in de mijne voordat ik in slaap val. Voor de eerste keer moet ik heel hard huilen. Gelukkig is er maar één zoals zij.

Ik kan dan wel niet praten zonder klepje, maar ja en nee schudden gaat me nu goed af.

De volgende ochtend belooft een betere dag te worden. Met ondersteuning van mijn favoriete broeder lukt het mij om een aantal seconden te staan!

Peter is er ook en moedigt mij aan. Wat ben ik trots! In de avonddienst tref ik een hele leuke zuster, ik krijg het spreekklepje op. Ze vraagt naar de foto’s; ‘zijn dat jouw man en je honden?’ Ik vertel haar dat de oudste hond al vijf weken bij de deur op mij ligt te wachten. Deze hond slaapt altijd boven in onze slaapkamer, maar nu niet meer. Ik mis Tippie heel erg. Ze vraagt hoe ik het zou vinden als ze de hond naar het ziekenhuis laat komen?

Ik ben juist zo blij dat mijn broer en zus er zijn. Bij hun kan ik gewoon gaan slapen, dan voel ik hun handen in de mijne voordat ik in slaap val.

Ik glimlach en zeg: ‘honden mogen toch niet op de IC !’

Een dag later komen twee van haarcollega’s me halen. Met alle apparatuur aan het bed rollen ze mij naar de ambulance- ingang.

Daar staat Peter met Tippie te wachten. Tippie snuffelt even en springt dan met haar voorpoten tegen het bed. Eindelijk kan ik haar aaien. Wat heb ik die hond met haar zachte vacht gemist.

En voor het eerst sinds ik uit coma ben, val ik later die avond als een roos in slaap. Wat een kanjers, dat IC team!

De volgende dag mag ik naar de Hart- bewaking. Maanden later loop ik een consultkamer binnen voor een afspraak met mijn hartchirurg. Ik herken hem direct. Zijn lieve, bezorgde gezicht, de zachte stem die mij aanmoedigde om vol te hou-den. Hij kijkt mij vragend en aarzelend aan. Even blijft het stil. Dan zeg ik: “Ja, ik kom voor jou.” Op zijn gezicht strijden ongeloof, verrassing en blijdschap om voorrang. “Wauw, ik herkende je helemaal niet.”Ik heb een grote fl es port mee genomen als bedankje. Hoezeer hij het gebaar ook waardeert, het grootste cadeau voor hem is dat hij mij ziet en weet dat het goed gaat.

En voor het eerst sinds ik uit coma ben, val ik later die avond als een roos in slaap. Wat een kanjers, dat IC team!

Back To Top