ECMO staat voor Extra Corporele Membraan Oxygenatie. Het lijkt op een hart-long machine die bij hartoperaties wordt gebruikt. Een ECMO-apparaat neemt de functie van het hart en/of de longen compleet of gedeeltelijk over. Bijvoorbeeld als de longen door een ernstige longontsteking niet meer functioneren en beademing onvoldoende effectief is of bij een groot hartinfarct waarbij een groot deel van de hartspier niet meer werkt. Door het tijdelijk overnemen van de hart- en longfunctie, krijgen deze organen de kans en rust om te herstellen. ECMO wordt ook ter overbrugging gebruikt bij mensen die op een hart- of longtransplantatie wachten.
De ECMO ondersteunt het hart en/of de longen met een bloedpomp en een kunstlong. Het bloed wordt door middel van een pomp via canules (lange slangen) uit het lichaam aangezogen en doorgestuurd naar een kunstlong. In de kunstlong wordt koolzuurgas verwijderd en zuurstof toegevoegd. Daarna wordt het zuurstofrijke bloed door de pomp naar het lichaam gepompt. De twee canules (lange slangen) worden door de thoraxchirurg via de grote liesarterie, in de hals of via de borstholte geplaatst. De canules worden aan het ECMO-apparaat gekoppeld waarna de hart- en longfunctie door de hart-longmachine wordt overgenomen. Het ECMO-apparaat wordt bediend door de perfusionist. De perfusionist bespreekt de behandeling met de intensivist en de IC-verpleegkundige en adviseert hen daarover.
Een behandeling kan een aantal dagen tot enkele weken duren. Dit is afhankelijk van de aandoening en het optreden van eventuele complicaties. Als het mogelijk is, kunnen patiënten wakker aan de ECMO liggen en op een gegeven moment zelf gaan (mee) ademenen en lichte spieroefeningen doen. Dit bevordert het herstel.
Als de ziekte of beschadiging aan hart en/of longen voldoende zijn hersteld, kan men beginnen met de ‘ontwenning’ van de ECMO. De werking van de ECMO wordt langzaam verminderd, waardoor het hart en de longen langzaam maar zeker weer een deel van het werk kunnen overnemen. Wanneer de patiënt volledig zonder ondersteuning van de hart-en longfunctie kan, wordt de ECMO gestopt en de canules verwijderd.
Een ECMO-behandeling wordt alleen gegeven als normale beademing niet voldoende werkt of wanneer de hartfunctie met medicatie of andere behandelingen niet voldoende ondersteund kan worden. ECMO is niet zonder risico. De toediening van het medicijn heparine voorkomt dat het bloed gaat stollen. Hoewel de ‘stolbaarheid’ van het bloed regelmatig wordt gecontroleerd, kan het zijn dat het bloed te veel ontstold wordt waardoor er bloedingen kunnen optreden. Dit kan aanleiding geven tot een bloedtransfusie of tot chirurgisch ingrijpen. Bij het toedienen van te weinig heparine kunnen zich kleine bloedstolsels in de bloedbaan vormen, wat tot beschadigingen aan vitale organen kan leiden. Een bloeding of bloedstolsel in de hersenen kan bijvoorbeeld leiden tot een beroerte. Ook kunnen er infecties optreden.
Niet elke IC heeft de mogelijkheid voor ECMO. Overplaatsing naar een ander ziekenhuis kan dan nodig zijn. Het vervoer daar naar toe gaat met de MICU (Mobiele Intensive Care Unit).