Lichamelijk onderzoek

Het lichamelijk onderzoek wordt bij IC-patiënten met grote regelmaat uitgevoerd. Daarbij zijn verschillende technieken mogelijk. Na een eerste uitgebreid lichamelijk onderzoek, kunnen de volgende lichamelijke onderzoeken minder uitgebreid zijn.

  • inspectie: kijken naar afwijkingen
  • percussie: bekloppen
  • auscultatie: luisteren met een stethoscoop
  • palpatie: voelen

Inspectie

De arts kijkt naar eventuele uitwendige ziekteverschijnselen. De arts observeert het gedrag van de patiënt, het bewustzijn, kortademigheid, manier van praten en bewegen, opvallende kleurveranderingen en de aanwezigheid van oedeem.

Percussie

De arts beklopt het gebied wat hij wilt onderzoeken en luistert naar het terugkomende geluid. Zo kan hij horen of bijvoorbeeld een lever vergroot is of dat een deel van de long ontstoken is.

Auscultatie

De arts onderzoekt met behulp van een stethoscoop de werking van de organen. Dit doet hij door te luisteren naar geluiden die door de organen worden voortgebracht. Dit onderzoek is geschikt om bijvoorbeeld geluiden van het hart, grote bloedvaten, longen en darmen waar te nemen. De aard van het geluid geeft de arts aanwijzing wat er aan de hand is.

Palpatie

Hierbij wordt met de hand(en) gevoeld naar de vorm en grootte van verschillende organen en structuren. Zo kan de arts door palpatie van de buik voelen of de lever of milt vergroot is of dat er een tumor in de buik aanwezig is. En palpatie van de hals geeft informatie over de grootte van de schildklier en of de lymfeklieren in de hals vergroot zijn.

Neurologisch onderzoek  

Tijdens het neurologisch onderzoek kijkt de neuroloog naar de mentale toestand (helder, verward, comateus?), de werking van de hersenzenuwen, kracht, coördinatie, reflexen en de zintuigen, bijvoorbeeld voelen en zien.

Deze informatie helpt de arts om vast te stellen of het probleem in het zenuwstelsel ligt. Dit onderzoek is zeer belangrijk bij het vaststellen van een diagnose. Naast het neurologisch onderzoek heeft de arts nog een aantal beeldvormende procedures tot zijn beschikking, zoals de CT-scan, MRI-scan, het EEG en EMG. Met een EMG wordt de elektrische activiteit van de spieren gemeten en wordt gekeken naar de zenuwgeleiding in de zenuwbanen.

Bloedonderzoek

Elk ziekenhuis heeft een fysisch chemisch laboratorium. Dat lab doet talloze onderzoeken om de stofjes in het bloed te bepalen, zoals glucose, eiwit, natrium en kalium. Op deze manier kan van veel organen bepaald worden of zij goed werken zoals de lever, de nieren, de alvleesklier en de organen die hormonen produceren. Voor elk orgaan zijn er specifieke bloedtests. Ook infecties kunnen in het bloed worden aangetoond, door het bepalen van de witte bloedcellen, de bezinking en CRP. Ook kan er onderzocht worden of bacteriën, virussen, parasieten of schimmels in het bloed aanwezig zijn.

Een belangrijke bloedbepaling is hoe hoog het hemoglobinegehalte is (Hb, is de rode kleurstof in de rode bloedcellen die nodig zijn voor het zuurstoftransport) en het aantal bloedplaatjes, nodig voor de bloedstolling.

Toxicologisch onderzoek

In het laboratorium van de ziekenhuisapotheek wordt toxicologisch onderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld bij nieuwe IC-patiënten met een mogelijke overdosis drugs, alcohol of medicatie. Of als een patiënt onverklaarbare verschijnselen heeft die misschien met medicijnen te maken hebben. Zo kan worden vastgesteld welke stoffen iemand heeft binnengekregen en hoeveel.

Urineonderzoek

De samenstelling van urine laat goed zien wat er zich allemaal in het lichaam afspeelt. Via de urine verwijdert het lichaam allerlei stoffen uit het lichaam, maar urine bestaat niet alleen uit afvalstoffen. Het bevat eigenlijk alles wat het lichaam op dat moment niet nodig heeft, zoals een overschot aan water en zouten of een teveel aan vitamine C. Ook afbraakproducten van medicijnen en hormonen bevinden zich in de urine.

Allereerst bekijkt de laborant de urine met het blote oog en controleert de urine op kleur en helderheid. Daarna wordt de urine onder een microscoop onderzocht. Dit wordt ook wel urinesedimentonderzoek genoemd. Zo kan zij aan de hand van de samenstelling van de urine aanwijzingen vinden voor de klachten van een patiënt. Rode bloedcellen kunnen bijvoorbeeld door verschillende ziekten in de urine terecht zijn gekomen: door nierstenen, tumoren of ontsteking van de nieren. Een verhoogde hoeveelheid glucose wijst op suikerziekt. Bacteriën of witte bloedcellen in de urine kunnen op een infectie van de blaas of nieren wijzen, teveel creatinine en ureum op een nierprobleem.

Elektrocardiogram (ECG)

Een ECG laat de activiteit van het hart zien, zoals de snelheid en regelmaat waarmee het hart klopt. Bij IC-patiënten word continu een ECG gemaakt, dit is te zien op de monitor achter het bed.

Electro Encephalogram (EEG)

Een Electro Encephalogram (EEG) registreert de elektrische activiteit van de hersenen. Tijdens het onderzoek worden er plaatjes (elektroden) op het hoofd geplakt en deze elektroden zijn met draden verbonden aan een computergestuurd opnameapparaat. Dit onderzoek wordt uitgevoerd als er wordt gedacht aan bijvoorbeeld epilepsie. Het wordt ook gebruikt om te kijken of er bij een comateuze patiënt nog hersenactiviteit is (SSEP-test). Een gespecialiseerde laborant voert het EEG-onderzoek uit. Het EEG kan op de IC worden gemaakt.

SSEP

De SSEP test wordt gedaan als een patiënt niet uit zijn coma ontwaakt. Er worden kleine elektrische stroompjes op de arm gegeven. Via een EEG, een hersenfilmpje, wordt gekeken of er op die prikkels reactie optreedt in de hersenen. Als er geen enkele reactie wordt gezien is met zekerheid vast te stellen dat de patiënt niet meer wakker zal worden en zal komen te overlijden.

Als er wel een reactie in de hersenen wordt gezien kan niet worden voorspeld of er herstel van bewustzijn zal zijn en zal de ontwikkeling in de tijd hier pas meer duidelijkheid over geven.

Met de SEPP test kan je een belangrijk onderscheid maken tussen patiënten bij wie je moet afwachten op herstel en patiënten die geen kans meer hebben op herstel.

Röntgenfoto

Een röntgenfoto is een onderzoek waarbij met behulp van röntgenstralen naar verschillende weefsels in het lichaam van een patiënt kan worden gekeken. De meeste röntgenfoto’s van IC-patiënten worden gemaakt van de longen. Met een röntgenfoto kan worden bekeken of het beleid dat is ingezet het gewenste resultaat heeft of dat de situatie, bijvoorbeeld een longontsteking, verslechterd is. Met een röntgenfoto wordt ook bekeken of een infuuslijn te diep of juist niet diep genoeg zit en of het uiteinde van de voedingssonde goed in de maag ligt. Röntgenfoto’s kunnen op de IC worden gemaakt.

CT-scan

Een CT-scan wordt ook gemaakt met behulp van röntgenstralen. Met de CT scan worden opnames gemaakt waarbij organen van de patiënt afgebeeld worden in dunne laagjes. Op een CT-scan zijn andere dingen te zien dan op een röntgenfoto. Een CT-apparaat ziet eruit als een soort tunnel waarin de patiënt geschoven wordt. Een CT-scan wordt niet op de IC gemaakt, de patiënt wordt daarvoor naar de afdeling radiologie gebracht. Daarvoor wordt hij in zijn IC-bed met alle apparatuur, zoals beademing en infusen en onder begeleiding van IC-medewerkers naar de CT-kamer gereden. Dat kan alleen als de medische toestand van de patiënt dit toelaat.

MRI-scan

Een MRI-scan wordt gemaakt met magnetische velden. Net zoals bij de CT-scan levert dit plaatjes op waarbij de patiënt in dunne laagjes wordt afgebeeld. Met een MRI-scan zijn weer andere dingen te zien dan met een röntgenfoto of CT-scan, bijvoorbeeld een hersenvliesontsteking en afwijkingen in het ruggenmerg. Bij IC-patiënten is een MRI-scan minder vaak nodig dan een röntgenfoto of CT-scan. Ook dit onderzoek vindt op de afdeling radiologie plaats.

Echoscopie

Echoscopie is een techniek die gebruikmaakt van geluidsgolven die zich door het lichaam verplaatsen. Deze techniek maakt het mogelijk om de meeste organen van een patiënt in beeld te brengen. Wanneer een patiënt bijvoorbeeld problemen heeft met de nieren, als er teveel vocht in de buik zit, of als er teveel vocht achter de longen zit, kan dat door middel van een echo nauwkeurig in kaart worden gebracht. Een echo wordt op de IC gemaakt met een verrijdbaar echoapparaat.

Wetenschappelijk onderzoek

Op de Nederlandse IC’s wordt veel wetenschappelijk onderzoek gedaan, vaak in samenwerking tussen verschillende intensive care afdelingen in binnen (en buitenland). Dat is belangrijk om nog meer kennis op te doen over ziektebeelden, nog betere behandelmethoden te ontwikkelen en de (lange termijn) effecten van IC-behandeling te bestuderen. Tijdens het verblijf op de Intensive Care kan worden gevraagd om aan wetenschappelijk onderzoek deel te nemen. Medewerking wordt natuurlijk gewaardeerd, maar er is geen enkele verplichting om mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek. Het besluit om niet mee te doen heeft op geen enkele manier invloed op de behandeling.

Voordat een patiënt aan wetenschappelijk onderzoek mag deelnemen, dient hij eerst uitgebreide voorlichting te krijgen over de aard van het onderzoek en de mogelijke risico’s, voor- en nadelen en moet er door hem schriftelijk toestemming worden verleend, ook wel ‘informed consent’ genoemd. Omdat er op de Intensive Care meestal sprake is van een ernstige aandoening waardoor de patiënt zelf niet aanspreekbaar is, wordt er in dan toestemming aan een naast familielid gevraagd.

Back To Top