Het verhaal over haar IC-opname in het voorjaar van 2017 heeft Coby Schasfoort- Spanbroek een week na ontslag uit het ziekenhuis geschreven.

14 februari -10 maart 2017: een levens-bedreigende, bizarre tijd voor mijzelf en mijn geliefden. Hoewel ik het nog steeds niet allemaal begrijp ga ik toch een poging doen om over deze tijd een verhaal te schrijven. Deels om mijzelf te verlossen van de waanzinnige gebeurtenis, door op te schrijven wat ik mij herinner en deels voor mijn geliefden die alles hebben mee-gemaakt van buitenaf naar binnen terwijl het voor mij andersom is. Maar ook voor de artsen, verpleegkundigen, intensivisten, fysiotherapeuten en anderen die betrok-ken waren bij dit wonderlijke avontuur.Er is een voorgeschiedenis aan verbonden.

Ik ben niet een uitgesproken heldere huis-vrouw, ik heb mijn aanvallen van “nu moet alles schoon, overzichtelijk en opgeruimd.”8 februari is zo’n dag. Mijn boekenkasten grijnzen me aan. Een paar dagen eerder zijn mijn eigen publicaties naar de kinesiologie-webwinkel verhuisd, de lege plekken zijn grote stofnesten die schoongemaakt moeten worden. Mooie uitdagende klus toch? Gelukkig krijg ik hulp, want boeken zijn zwaar, ze staan te hoog en ik moet op trapjes klimmen en eigenlijk voel ik me niet helemaal senang. Ik begin ziek te worden.

Op de achtergrond speelt ook een enge droom, ik denk dat ik deze droom eerder heb gehad. Het is waarschijnlijk volkomen crazy om deze te verbinden met wat zich later allemaal afspeelt en toch speelt hij een rol.

Inmiddels word ik zieker, de huisarts komt langsen zegt dat ik de volgende dag naar het ziekenhuis moet als het niet beter gaat.

In de droom ben ik in een ziekenhuis op bezoek. Ik word plotseling vastgepakt en omdat ik klein ben pas ik precies in een soort transportbuis. Deze wordt beheerd door een stel mannen die via die buis dameslaarzen verzenden, die gemaakt zijn van echte damesbenen; de huid van de damesbenen is veranderd in laarzen die zeer gewild zijn.

Omdat de transportbuis niet vol genoeg is word ik door een heel mooie vrouw in de buis gepropt. Ze naait mijn mond dicht en roept dat de tijd dringt en dat ik mee moet werken. De buis wordt boven mijn hoofd aangevuld met puin en hij wordt gelanceerd en opgewacht door een stel criminelen.

Gelukkig zijn er vrienden aanwezig die kennelijk weten wat zich afspeelt.Op het moment dat de buis naar beneden daalt, geven de vrienden een enorme trap tegen de buis die daardoor ontploft en ik word gelanceerd, met dichtgenaaide mond en aan elkaar genaaide benen maar ik leef. Bij de criminelen vallen doden, maar niet allemaal. Het huis waar de lancering plaatsvindt verandert in een geweldige roodgele puinhoop.

Ik probeer hem duidelijk te maken dat ik wakker ben, maar ik kan niet praten en ik ben vastgebonden.

Inmiddels word ik zieker, de huisarts komt langs en zegt dat ik de volgende dag naar het ziekenhuis moet als het niet beter gaat. Ik word niet beter en ‘s ochtends komt er een ambulance om me naar Hoogeveen te brengen. In Emmen is geen plaats. Mijn zus gaat met mij mee.

Ik ken de weg naar Hoogeveen op een duimpje en vraag aan de chauffeur of hij weet dat deze weg langs het kanaal22 verkeersdrempels heeft. Voor drempel 22 neemt hij een andere route naar het ziekenhuis. Ik dacht dat daar mijnherinnering ophield, maar mijn zus weet hoe het op de poli van het ziekenhuis toeging. Een aardige verpleegkundige houdt mijn waarden bij op de computer.

Het duurt lang voordat er iemand komt om iets te doen. Dat is het laatste wat ik nog bewust weet. Toen ging het licht uit.

Down the Rabbit Hole (belanden in een totaal chaotische wereld)
De eerste keer dat ik bewust wakker word is 5 dagen later. Ik voel een onheilspellend iets en ik hoor de stem van mijn echt-genoot, denk ik. Als ik mijn ogen open doe staat er iemand naast me, ik lig op een soort galerij. Ik wil iets zeggen maar dat lukt niet. De persoon naast me zegt dat ik niet moet proberen iets uit mijn mond te wurmen dat vastgenaaid zit. Op de galerij komt iemand aangelopen die ik herken vanuit de explosie van de transportbuis. Daar is mijn mond dichtgenaaid. De man naast mijn bed, achteraf een verpleeg-kundige, zegt: “Ik heb je man weggestuurd want je slaapt.”

Ik probeer hem duidelijk te maken dat ik wakker ben, maar ik kan niet praten en ik ben vastgebonden. “Hoe weet je dat je wakker bent, weet u wel hoelang U hier al ligt?” Ik denk een uurtje of zo. Hij zegt: “Je ligt hier al vijf dagen.”“Ik ben Coby, ik ben geboren 10 – 1- 1940, ik ben getrouwd met Ton en mijn dochter is Renske.”Hij geeft toe dat ik wakker ben maar er verandert niets aan mijn toestand.

De wakkerheid verandert in een nachtmerrie. Plotseling lig ik op een onmogelijke plaats, in een onmogelijk bed, met heel veel lawaai, toeters en bellen.

De wakkerheid verandert in een nacht-merrie. Plotseling lig ik op een onmogelijke plaats, in een onmogelijk bed, met heel veel lawaai, toeters en bellen. Het voelt als een inferno, heel donker en vies en vol met onduidelijke figuren. En er wordt constant over eten gesproken. Misschien is het een kampement voor asielzoekers of zo.

Er wordt heel veel heen en weer gelopen, iedereen heeft kennelijk haast en er lijkt een verhuizing gaande. Ik ben ervan overtuigd dat ik in een plaatselijk café restaurant terecht ben gekomen dat midden in een verbouwing zit. Het is vreselijk.

Renske komt langs. Ze vertelt me dat ik op een IC lig, ik vraag of ik asjeblieft naar de IC in Emmen mag. Ze blijft zeggen dat ik daar al ben maar ik geloof haar niet.

Ik probeer continu of ik dat vreselijke ding in mijn mond weg kan krijgen. Doe dat niet. Het ding wordt nog eens extra vast-gezet, ik ben heel erg boos van binnen, maar ik kan niets doen. Als ik me uiteindelijk erbij neerleg, merk ik dat ik tot aan mijn taille in de poep lig. Hoe kom ik daar vanaf? Er breekt een tijd aan van waken, slapen, hallucineren en dood willen. Als ik waak hoor ik de meest vreemdsoortige gesprekken, mijn gehoor is extra scherp. Als ik hallucineer, achteraf weet ik dat het hallucineren is, zie ik de wonderlijkste taferelen en de prachtigste kleuren die ik zou willen schilderen. De prachtigste planten en bloemen en tuinen maar ook enge dieren en enge personen: ze verdwijnen als ik mijn ogen open, maar ik kan ze bijna niet open houden.

Ik slaak een zucht van verlichting en dan begint de paniek pas echt.Ik moet zelf ademenen dat lukt bijna niet, het is zwoegen.

Ton komt op bezoek, ik hoor zijn stem, maar ik kan hem niet vastpakken.Ik word gebalanceerd met kinesiologie, ik weet dat Trudy en Riny er zijn, maar kan nog steeds niet praten, ik gebaar, het vreselijke bed moet steeds weer anders. Ik geloof dat ik een lastig persoon ben.

Er is een bijzondere verpleegkundige, als zij in de buurt is word ik rustig. Zij stelt voor om klassieke muziek op te zetten op een i-Pad. De Moldau met prachtige beelden uit het Amsterdamse Vondelpark, dat is fijn. Ze helpt me ook met kleine druppels water drinken uit een pipet en mijn mond insmeren met iets vettigs. Ik hoop dat zij er de volgende dag ook zal zijn, maar dat lukt niet.

De nachten duren eindeloos, gelukkig hangt er een duidelijke klok ik kan dus zien dat ik af en toe heb geslapen. Hoe minder ik slaap hoe duidelijker en fantastischer de kleuren worden en hoe enger de andere figuren die zich laten zien. “Weet je wat ik zie als ik gezopen heb? Allemaal beestjes…,” dat ervaar ik nu zelf. Intussen gaat de tijd verder en het ding in mijn mond blijft en nu ben ik het helemaal zat.

Renske is op bezoek en probeert me te laten schrijven op de i-Pad. Dat lukt niet, ik kan zelfs geen letter aanwijzen.Maar uiteindelijk lukt het toch.

Ik schrijf dat dat ding nu uit mijn mond moet anders ga ik nu dood en ik meen het. Ik kan niet meer.

Met deze boodschap gaan zij naar de intensivist, de persoon waar ik niet op gesteld ben. Renske komt samen met een collega terug en ze steken hun duim op. Het ding is in een minuut verwijderd. Ik slaak een zucht van verlichting en dan begint de paniek pas echt. Ik moet zelf ademen en dat lukt bijna niet, het is zwoegen. De intensivist komt aan mijn bed en zegt: “U heeft een groot risico genomen, deze toestand kan zomaar weer terug komen.” Of ik me verbeeld dat hij dit zegt of niet, nu slaat de paniek werkelijk toe, want ik wil niet meer dood. Ik heb een bril op mijn neus die daar niet hoort, zuurstof volgens een verpleegkundige.

Ik blijf in de paniekvan het grote risico hangen tot er iemand iets kalmerends in mijn infuus spuit.

In mijn eigen praktijk als kinesioloog werk ik ook met mensen met paniekaanvallen, maar ik weet nu pas wat paniek is: een onbeschrijfelijk gevoel van onmacht en verlatenheid, dat heel diep in het lichaam begint. Alsof de ankers worden losgeslagen in een storm waar je geen enkele controle over hebt. Ik moet voor de zoveelste keer uit poep gevist worden, de verpleegkundigen doen hun best om een aanvaardbare slaaphouding te creëren, maar dat lukt allemaal niet.

Ik blijf in de paniek van het grote risico hangen tot er iemand iets kalmerends in mijn infuus spuit. Slapen doe ik nog steeds niet, praten is nog moeilijk, de stembanden hebben ook geleden en zelfstandig ademen is nog steeds zwoegen.

In mijn droom of hallucinatie moet ik schilderijen van Karel Winter vervoeren in een klein vrachtwagentje van Italië naar mijn huis: als ik aankom ben ik niet in mijn huis en ik kan niet uit de auto komen want ik zit vast. Er komt iemand naar me toe om te kijken wat ik nu weer uitspook. Ik probeer kennelijk om uit het bed te klimmen waar een hek voor zit. Ik geloof dat ik me schuldig voel, maar ik weet niet eens wat dat is denk ik (overigens, die schilder heeft echt bestaan, later thuis zoek ik hem op op internet en zie schilderijen van hem)…

Ik hoor allerlei gesprekken, mijn gehoor is verscherpt. Een verpleegkundige denk ik, zegt dat het jammer is dat afzuigen van slijm niet meer kan omdat de beademings hulp verwijderd is. Haar collega, God zegene haar, zegt dat ze dat nog wel eens wil zien. En het lukt haar. Zij zuigt slijm uit mijn longen, dat is een grote verlichting. Ik hoef niet meer te zwoegen, het lijkt meteen de eerste stap naar een versneld herstel.

Er komt snel verandering in mijn situatie, ik mag even uit het IC martelbed om in een longstoel te zitten en er staat een echt bed voor me klaar. Later word ik opgehaald door twee verpleegkundigen van de longafdeling en dan gaat alles snel. Ik word met zoveel zorg en liefde ontvangen dat ik moet huilen terwijl ik dit schrijf. Weg uit het inferno.

Soms denk ik dat mijn geliefden meer aan dit avontuur geleden hebben dan ik.

Ik krijg een kamer alleen, een open raam met veel frisse lucht, een wasbeurt en een schone pyjama. Een dood vogeltje herrijst, dat is helemaal geweldig. Ik knap per dag verder op, en kan Ton weer normaal zien en omhelzen. I did it!

Met oneindig veel hulp en geduld denk ik, van de IC mensen, de mensen op de longafdeling, de hulp van de kinesiologiebehandelingen en de hulp van buiten, de mensen die door Renske’s appgroep op de hoogte zijn gehouden over mijn toestand.

Ik ben terug op de planeet, ik adem weer, ik zie mijn geliefden weer en de zon.

Nawoord
Het is nu twee jaar verder. Ik was met name door de fysiotherapeuten voorbereid op een lange revalidatietijd. Dat bleek gelukkig niet te kloppen. Ik was bijna onmiddellijk in staat om mijn normale leven op te pakken.

Soms denk ik dat mijn geliefden meer aan dit avontuur geleden hebben dan ik. Ik word hooguit hees als ik erg moe ben van tuinieren of andere stevige lichamelijke arbeid. En dat is natuurlijk ook een beetje de leeftijd, denk ik.

De positieve uitwerking is dat ik de kleuren die ik in mijn hallucinaties zag en die ik zo graag zou willen schilderen hebben geleid tot een explosieve “plankenbeschilderdrift” in geweldige kleuren.

Kortom: het gaat mij meer dan goed.

Back To Top